Gekke zonnehoeden
Begin september kreeg ik bericht van Truus van der Hulst: “Gisteren heb ik in Pijnacker Noord iets bijzonders gezien: zonnehoeden met een aantal kleine stengels uit de bloem. Gek gezicht.”
Enkele dagen later ga ik een kijkje nemen bij de gekke zonnehoeden. In een plantsoen met vele normale rode zonnehoeden (Echinacea purpurea) staan enkele pollen met afwijkende bloemhoofdjes. Zonnehoeden behoren tot de composietenfamilie, net als zonnebloemen. Planten uit deze familie produceren bloemhoofdjes die zijn opgebouwd uit tientallen kleine bloemetjes. Bij de afwijkende zonnehoeden verschijnen uit het bloemhoofdje een aantal stengeltjes met nieuwe bloemhoofdjes.
Truus dacht aan viviparie. Dat is het verschijnsel waarbij zaden ontkiemen terwijl ze nog aan de plant zitten. Er zaten echter geen zaden in de gekke zonnehoeden. Als ik onder de microscoop een afwijkend bloemetje uit elkaar peuter, dan zie ik wel stuifmeel maar geen vruchtbeginsel. Uit de bodem van het bloemetje groeit een stengel, op de plek waar normaal een vruchtbeginsel zit. Dit merkwaardige verschijnsel heb ik wel eens eerder gezien bij smalle weegbree, maar toen kon ik er geen verklaring voor vinden.
Als ik advies vraag aan Ruud Beringen van FLORON, dan krijg ik de volgende reactie: “Dit zijn zogenaamde doorgegroeide of prolificerende bloemen. Komt wel vaker voor, onder andere, bij knolrus. Op internet is weinig te vinden over zulke monstruositeiten. In 1759 heeft de Engelsman John Hill er een boekje over geschreven. Op Natuurtijdschriften.nl is ook wat te vinden, maar zo te zien is dat allemaal vrij gedateerd. Misschien is het wel de eerste keer dat prolificatie bij de zonnehoed is waargenomen.” Ruud schrijft dat prolificatie bij knolrus veel voorkomt. De stengeltjes in de prolificerende bloemen van knolrus kunnen uitgroeien tot normale planten als ze op de grond belanden. Dat verwacht ik niet van de gekke zonnehoeden.
John Hill heeft prolificatie beschreven bij enkele soorten uit de composietenfamilie (waaronder kamille en goudsbloem) en bij bloemen met veel meeldraden (zoals roos en anemoon). Ik doe navraag bij enkele floristen. Daaruit blijkt dat het verschijnsel ook voorkomt bij vlinderbloemigen en schermbloemigen. John Hill heeft waargenomen dat prolificatie vooral optreedt op zeer voedselrijke grond en bij groeizaam weer. Hij vermeldt dat de eigenschap niet wordt overgedragen aan de nakomelingen van de plant. Ik vermoed dat er wel een genetische afwijking ten grondslag ligt aan prolificatie, maar voor zover ik weet is dit nooit onderzocht.